vrijdag 26 juli 2013

Joodse historiografische bronnen


Sinds halverwege de vierde eeuw hebben de historische wetenschap en de kunst niet alleen grote vorderingen gemaakt wat de wijze in beschrijving van de Vaderlandse geschiedenis Nederland betreft, maar ook de bevindingen van diverse onderzoekers is aanmerkelijk uitgebreid geworden. De Joodse geschiedenis van Nederland in het bijzonder, is tot heden door vele zowel Joodse als niet Joodse schrijvers onderzocht en beschreven. Vele van deze boeken komen aardig overeen, ze zijn alleen uit een verschillend perspectief geschreven. De één schreef alleen over de religieuze veranderingen tijdens de Joodse geschiedenis in Nederland en zijn voormalige koloniën, terwijl de ander over de daadwerkelijke geschiedenis van de Joden zonder de eventuele geschiedkundig, sociale of politieke veranderingen, of op antisemitische achtergronden die plaatsvonden te beschrijven. Meestal behandelde men afzonderlijk de geschiedenis van de letterkunde, wetenschap en de karakterbeschrijving, de levensloop van de voornaamste personen. De geschiedenis van de Diaspora tot de verlichting (in Nederland, beter bekend als de "Bataafse omwenteling " in 1795) is hoofdzakelijk over de gebeurtenissen op het Europees grondgebied beschreven. Buiten Europa, in de nieuwe wereld (Zuid en Noord Amerika) en de voormalige Koloniën werd in eerste instantie over de Joden in die tijd summier geschreven. De eerste Joden in Noord Amerika arriveerden in 1654 in Nieuw Amsterdam (New York) vanuit Brazilië.


Wat over de geschiedenis van de Joden betreft in en voor de middeleeuwen, komt de informatie hoofdzakelijk vanuit de kerken, vorsten, van plaatselijke, provinciale (plakkaten, traktaten) verordeningen door historische schrijvers. De historische schrijvers schreven meestal over het zeewezen, de oorlogen, de opstanden, gebeurtenissen waarin de Joden apart in vermeld werden. Deze werden meer dan uit een oogpunt beschouwd en welke op buitenlandse invloeden in die tijd, van welk Joden algemeen op Nederland betrekking had. Tot 1843 was er nog geen goede beschrijving over de geschiedenis van de Joden in Nederland. In 1843 kwam het eerste werk uit van "Geschiedenis der Joden in Nederland " door Mr. H. J. Koenen uitgegeven door het 'Provinciaal Utrechtse Genootschap van Kunsten en Wetenschappen' dit standaard werk werd dan ook met de Gouden Ereprijs in 1842 bekroond. Henderik Jacob Koenen Letterkundige, werd geboren in Amsterdam op 1809 en overleed op 1874 te Haarlem. Hij was afkomstig uit een Duitse koopmansfamilie. Koenen was Christelijk. Ondanks de Gouden Ereprijs werd het boek niet met veel enthousiasme ontvangen door de Joden in Nederland.
De Joodse geschiedenis is eigenlijk de oudste, bekendste vanwege de Thora, Tenach,Talmud en de Bijbel. De aloude geschiedenis is als eerst beschreven door Flavius Josephus 37 - 110. Ook bekend onder de naam Josef Ben Mathitjahoe ha-Kohen. Een Joods geschiedschrijver die naar eigen zeggen afkomstig was uit de Priesterfamilies die de Tempeldienst verzorgden te Jeruzalem.
Flavius is bekend geworden door zijn boeken " De Joodse Oorlog " ( De Bello Judaico ) Laatste vertaling in het Nederlands uitgevoerd door A. M Meijer en M. a Wes uitgegeven door Ambo 2010. en " De oude Geschiedenis van de Joden "
( Antiquitatus Judaicae ) De laatste vertaling in het Nederland is uitgevoerd door A.M. Meijer en M. A Wes uitgegeven door Ambo 2005.
Bijna alle Joodse geschiedschrijvers, zoals o.a. Jost, Basagne etc. zijn de Joodse geschiedenis gaan schrijven aaneensluitend en als vervolg op " De Joodse Oorlog " van Josephus.

Joods historiografische Bronnen:

De oudste bescheiden van het Joodse Volk, die tot in de schriftloze oudheid terug gaan, zijn hun geslachtregisters. Ook in de latere geschiedenis van het Joodse Volk hebben de genealogische registers en oorkonden van een bijzondere waarde. Vooral van de Spaanse en Portugese Joden. Welke zij met bijzondere zorg de overlevering of aantekeningen van hun afstamming hebben bewaard.( men vindt hiervan in Joodse schriften o.a. in het bekende Boek der geslachtregisters genaamd "Juchasin" van Abraham Zacuta 1452 - 1515 een Sefardische Joodse astronoom, astroloog, wiskundige en historicus. De geslachtregisters beginnen bij de schepping en eindigden in 1500 " Antonii Bibliothca Hispanica Nova, 1684"

Vaak waren ze een afstamming, die niet zelden van adellijke of ridderlijke afkomst waren. Met het genealogisch onderzoek wat o.a. Wagenaar en Koenen verrichte was het uiterst moeilijk in die tijd informatie te verkrijgen. De Joden in 15 tot 1700 waren huiverig om de achtergrond gegevens van hun voorgeslacht aan niet Joden te verstrekken.
De geschiedenis van de Adel en van die Joden de Wapenkunde beheersten hadden vaak een zeer duistere voorgeschiedenis. (Joden mochten geen wapens dragen of leren er mee om te gaan) Daarbij komt de onzekerheid van de voor en achternamen van voorouders. Vooral sinds de vervolgingen en de gedwongen bekeringen in Spanje en Portugal.

In navolging van Saulus die na zijn bekering zijn naam veranderde in Paulus, werd dit door de Geestelijkheid goedgevonden dat, gedoopte Joden een 'andere' nieuwe naam aannamen zodat ze niet onmiddellijk als van Joodse afkomst herkend zouden worden. Vaak was het ook omdat de bekeerde die met zijn nieuw Christelijk leven begon, ook een Christelijke naam verlangde. De voorbeelden hiervan zijn in de geschiedenis van de Joden van zuidelijke afkomst veelvuldig voorgekomen.
Dikwijls werd er voor een naam gekozen die in overeenstemming met hun oude naam was. Bv. Baruch werd Benedictus, Uriel, in Gabriel, Levi in Leo, David of Daniel in Deodatus. Ook vertaalden zij regelmatig bij het verlaten van hun geboorteland hun naam in de taal van het land waar ze heen gingen. Bv. Belmonte en Schoonenberg, Burno en Bonus is dezelfde geslachtsnaam. Verder waren geschiedschrijvers en auteurs, met Hebreeuwse, Spaanse of Portugese met vrij gewone Joodse geslachtsnamen onbekend. Het laatst genoemde, werden de namen vaak onherkenbaar verbasterd of er werden Spaanse met Duitse namen verwisseld. Van Mesia heeft men Mesias, van Suasso, Schwartzau gemaakt. Op al deze verwarringen moet de geschiedenis onderzoeker bedacht zijn, om de genealogische bescheiden met de berichten van de geschiedenisschrijvers gezamenlijk overeen te komen.

Priesterlijke manuscripten en boeken uit de oudheid waren mede belangrijk om meer over de geschiedenis van het Joodse Volk te weten te komen. Daarvoor zijn ook in latere tijd de Rabbinale en Synagogale optekeningen gekomen. Helaas is er veel door ongunstige tijden verloren gegaan. Helaas hebben de Hoog Duitse en Poolse Joden voor lange perioden geen aantekeningen van hun geschiedenis gemaakt. Bang voor kwalijk gezindheid bij de Christenen hebben ze veel manuscripten, boeken verborgen of ze zijn vernietigd. Ook door onverschilligheid is er veel verloren gegaan. Toen die reden in die tijd geheel of gedeeltelijk wegvielen, was het helaas te laat om onherstelbaar verlies te voorkomen of te redden. Verder is er natuurlijk tijdens, na de Russische Revolutie en daarvoor tijdens de pogroms, en tijdens de Holocaust vanaf 1937 tot 1945 heel veel vernietigt en of zoek geraakt. Mede daardoor is het voor de tegenwoordige geschiedschrijver onaandoenlijk, om al wat er van deze boeken nog mocht bestaan, deze op te sporen. Om toch zoveel mogelijk nauwkeurige aantekeningen van voorgaande schrijvers te honoreren zullen we deze zoveel mogelijk in ons werk gebruiken.

Veel van de vroegere verslagen zijn geschreven door vele Joodse geleerden, Vooral door leraren van Religieuze en landelijke Wetten in Spanje en in Portugal. Ook door de gevluchte Joden uit bovengenoemde landen, die toevlucht in Nederland gezocht hebben is veel te danken. O.a. Immanuel Aboab, geboren in 1555 Porto en gestorven in Venetië in 1628 hij was een Portugees-Joodse geleerde die in zijn “Nomologia " deze werd door zijn erfgenamen in Amsterdam in 1629 gedrukt en uitgegeven.

Veel uitgebreider was het manuscript dat de scherpzinnige geleerde Manasseh Ben Israel Geboren op Madeira 1604, gevlucht in 1610 voor de inquisitie naar Nederland. De veelzijdige Manasseh was een schrijver, een Portugees-Israëlitisch Rabbijn, een geleerde, diplomaat, drukker en uitgever. Hij richtte in 1626 in Amsterdam de eerste Europese Hebreeuwse drukkerij, ' Emeth Meerets Titsma`h ' op. Zijn ‘bedrijfslogo’ was een wapenschild met een afbeelding van een bepakte wandelende Jood. Hij is overleden in 1657 te Middelburg. Hij had zich o.a. voorgenomen om de Joodse geschiedenis vanaf de tijd na Flavius Josephus laatste boek een vervolg op te schrijven. Volgens sommige van zijn tijdgenoten zou hij dit werk wel hebben voltooid, maar nooit hebben uitgegeven. Dat hij voor deze werken veel en belangrijke gegevens had verzameld blijkt wel uit zijn ' Verdediging der Joodse Natie ' welke in Engeland openbaar werd gemaakt ten behoeve van zijn mede volksgenoten in dat land.
" Vindiciae Judaeorum, or a letter in answer to certain questions on the Nation of de Jews London 1656 ". Gelijktijdig schreef hij een pamflet van een soortgelijke inhoud, een smeekschrift gericht aan de Lord Protector van Engeland Oliver Cromwel.1599-1658. (Cromwel and Menasseh) Over algemeen is het toch vreemd in die tijd dat door Joden in Nederland, zich uitlieten over het leed en wezen van volksgenoten in het buitenland.

Een derde Portugese Jood die in Nederland een soort geschiedenis van het Joodse Volk heeft geschreven en uitgegeven is de bekende dichter van die tijd Daniel Levi de Barrios, 1625 - 1701 een Spanjaard van Joodse afkomst, geboren te Montilla. Hij was krijgsoverste in het leger van de koning van Spanje. Vervolgens vluchtte hij naar Amsterdam waar hij de G'dsdienst van zijn Volk in vrijheid kon belijden. Voor het overige gedeelte van zijn leven bracht hij in armoede door. Hij leefde van schrijven en het zingen over de geslachten en hun voorouders van zijn vermogende geloofsgenoten. Enigszins vergelijkend is zijn werk " Historia Universal Judayca Amsterdam 1683 " waarin eigenlijk niet meer dan enkele anekdoten over voorname Joden uit zijn vroegere tijd uit Spanje te vinden zijn en dus alleen biografisch van belang zijn. Voorts bevat zijn
" Relacion de los Poetas y Escritores de la Nacion Judayca Amstelodama Amsterdam 1683 " ettelijke bijzonderheden van letterkundige aard die toch een opmerking en aandacht verdienen. Ze zijn zeer uitbundig met zeer overdreven toegeschreven lof aan zijn Mecenaten (welgestelde / beschermheren) die hij in zeer hoogdravende taal toe juicht. Dit stuk voelt zo goed aan dat je eigenlijk je bezorgd moet maken over het waarheidsgehalte van zijn manuscripten. In zijn " Triompho del govierno popular y de la antiquedad Hollandesa Amsterdam 1683 " beschrijft hij de eeuwen van de Joodse geschiedenis. En toont daarbij aan dat zijn Volk eerst onder de heerschappijen van Koningen stonden en daarna eeuwen onder het gezag van Oudsten onderworpen waren. Dat met de verspreiding van het Joodse Volk een soort van Volksregering was ontstaan. Welk in zijn tijdsspan waarin hij leefde een zeer treffende overeenkomst had met de volksgezinde Republiek der Verenigde Nederlanden. Eigenlijk een bijzonderheid, op welke wijze hij de goede verstandhouding en wederzijdse belangen overeenstemde met de Verenigde Nederlanden in die tijd. Niettemin geven zijn manuscripten vreemde aanwijzingen aangaande het bestuur van de Joodse Gemeenschap in Amsterdam, gezien de omstandigheden waarin Joden algemeen leefden, gedurende de 17e eeuw in Europa. De Regering bemoeide zich niet met hun interne organisatie.
Izaak Cardozo schreef: " Las excellentias de los Hebreos y las Colonias de los Hebreos. Amsterdam 1679 ". Een belangrijk werk over Joden van zuidelijke afkomst. Hij beschreef hun levensgeschiedenis en lotgevallen die in verband stonden met Nederland. Hij moet ook nog een boek geschreven hebben over hoe de Joden belasterd werden in die tijd en over welke goede eigenschappen zijn Volk eigenlijk bezit. Dit werk is helaas verloren gegaan, maar het boek wordt besproken in het werk van Henri Baptiste Gregoire 1750 - 1831 een Frans geestelijke en politicus, een van de meest vooraanstaande figuren van de Franse Revolutie. Hij bezat een opvallende welsprekendheid en was tegenstander van Dialecten en minderheidstalen in Frankrijk. Intussen raakte hij gewonnen voor de verlichte ideeën van Voltaire hoewel hij tegelijkertijd een overtuigend Christenen bleef. Als overtuigt voorstander van religieuze verdraagzaamheid schreef hij een " Essai sur la regeneration morale et phsique de la nation Juivre " Waarin hij pleitte voor gelijkberechtiging van de Joden. Het essay leverde hem in 1788 een prijs van de Société Royale de Metz op, en bezorgde hem een zekere bekendheid.
Voltaire 1694 - 1778, pseudoniem van François-Marie Arouet, was een Franse schrijver, essayst en filosoof. Hij kan worden beschouwd als de prominente voortrekker van de Franse Verlichting. Nooit heeft een schrijver zo het intellectuele leven van zijn tijd beheerst als Voltaire. Goethe stelde dat Voltaire de aanstichter was van " de Franse Revolutie ", omdat hij de oude banden van de mensheid zou hebben los gemaakt. Volstrekt in tegenspraak met de status die hij als zinnebeeld van het humanisme van de Verlichting en als goeroe van de verdraagzaamheid had verworven, werd Voltaire beschuldigd van racistische en antisemitisme uitlatingen.
Deze beschuldigingen berusten op een onmiskenbaar omvangrijk corpus aan citaten, dat niettemin nadere, contextuele toelichting verdient. Voltaire, die daarmee de vooroordelen van zijn tijd onderschrijft, heeft over de gelijkheid van alle mensen geschreven. Hij heeft echter ook in zijn " Traité de métaphysique" geschreven ":
"Ik zie ten slotte mensen die ik hoger acht dan negers, zoals de negers boven de apen staan, en zoals de apen boven de oesters en andere dieren van deze soort staan ". " Enfin je vois des hommes qui me paraissent supérieurs à ces nègres, comme ces nègres le sont aux singes, et comme les singes le sont aux huîtres et aux autres animaux de cette espèce.".
Wat het antisemitisme betreft, schrijft Voltaire bijvoorbeeld in het artikel "Tolérance" (verdraagzaamheid) van zijn "Dictionnaire philosophique" (filosofisch woordenboek):
"Met spijt spreek ik over de Joden: dit volk is, in menig opzicht, het meest verwerpelijke dat ooit de aarde heeft bevuild" "C’est à regret que je parle des Juifs: cette nation est, à bien des égards, la plus détestable qui ait jamais souillé la terre".

De Franse historicus Leon Poliakov 1910 - 1997. Was een historicus en schreef hoofdzakelijk over het antisemitisme en de Holocaust, die in zijn "Histoire de l'Antisémitisme" het derde deel met de titel "De Voltaire à Wagner" gaf, noemt hem "de ergste Franse antisemiet van de 18de eeuw". Volgens hem zouden deze gevoelens bij Voltaire in de loop van de laatste vijftien jaren van zijn leven zijn aangescherpt. Er schijnt een verband te zijn met de strijd van de filosoof tegen de Christelijke Kerk. Ook financiële problemen en moeilijke verhoudingen met Joodse bankiers worden genoemd als verklaringen dat onvoldoende gefundeerd lijkt.

Van een verdedigende aard zijn mede de beide werken van Isaac De Pinto midden 17e eeuw. Het is geschreven in het Portugees " Reflexoes Politticas tocante a Consttuicao. Amsterdam 1761 " en later schreef hij in het Frans
" Apologie pour la Nation Juive, ou reflections critiques sur quelques passages de ecrits de M. Voltaire Amsterdam 1761 "
Het laatste was een protest tegen de antisemitische aantijgingen van Voltaire, welke hij op een briljante wijze weersprak.
De Pinto 1717 - 1787 was een schatrijke Joods Nederlandse filosoof tijdens De Verlichting, een politiek econoom en een liefhebber van kunst en muziek. Ook was hij bewindhebber bij de VOC.

Door de bemoeienissen van de Pruisische Staatsminister Christian Wilhelm von Dohm 1751 - 1820 Hij was historicus, econoom en diplomaat. Het was op instigatie van Mendelssohn dat Dohm in 1781 zijn bekende boek "Ueber die burgerliche Verbesserung der Juden" schreef. Mendelssohn had hem naar aanleiding van de slechte situatie van de Joden in de Elzas gevraagd een memorandum ter verdediging van de Joden te schrijven. Mozes Mendelssohn 1729 -1786 was een Duitse en Joodse filosoof tijdens de Verlichting. Hij was de voortrekker van de Joodse Verlichting, de "Haskalah".
In het voorwoord van zijn boek schrijft Dohm dat hij aanvankelijk van plan was de geschiedenis van de Joden te schrijven. Door drukke werkzaamheden was dit er echter niet van gekomen. Wel had hij waarschijnlijk al materiaal verzameld, wat hem bij het schrijven van "Ueber die Burgerliche Verbesserung" goed van pas kwam. In zijn boek constateert Dohm dat de Joden van tal van activiteiten zijn uitgesloten. Ze mogen niet in de landbouw werken en ook de Gilden zijn voor hen gesloten. Alleen de handel blijft daarom voor ze open. Volgens Dohm staat de Joodse religie een goed burgerschap niet in de weg, en hij pleit dan ook voor gelijke rechten voor de Joden.

Hun onaangename eigenschappen zijn volgens Dohm het gevolg van eeuwenlange onderdrukking. Verder bepleit Dohm het aanleren van ambachten, te zorgen voor de zedelijke verbetering van de Joden en moeten ze volledige g'dsdiensvrijheid krijgen. Dhom vermoede dat als zijn voorstellen werden opgevolgd de Joden binnen enkele generaties gelijke burgers zouden zijn. In 1783 verscheen het tweede deel van zijn boek, waarin hij onder ander inging op de bezwaren die tegen het eerste boek waren ingebracht. De Joodse Verlichters waren Dhom dankbaar voor de wijze waarop de niet-Joodse Dhom de situatie van de Joden had beschreven. Dat leidde tot verbetering van de maatschappelijke verstandhouding van de Joden in Duitsland.

Bovengenoemd gegeven, gaf ook de aanleiding, tot het verschijnen van een belangrijk werkje over de geschiedenis van de Joden in Suriname, wat vanuit onafhankelijke schriftelijke berichtgevingen van diverse Joodse bewoners in Suriname, samengesteld is tot een boekje getiteld: " Essai sur la Colonie de Surinam avee I' histoire de la Nation Juive Portugaise y etablie, leurs privileges, immunites, et Frachises; leur etat politique et moral, tant ancien que moderne; la part qu'ils ont eue dans la defense et dans le progres de la Colonie. Paramaribo 1788 ". Het werkje is in een verwarde en in een onprettige leesbare stijl geschreven, toch bevat dit werkje belangrijke bijzonderheden over het leven en van de Joodse geschiedenis in Suriname gedurende de 17e en 18e eeuw. Het waarheidsgetrouw daarvan is bevestigd door originele geschriften en oorkonden.
( Het eerste boek wat verscheen over de geschiedenis van de Joden in Suriname in het Nederlands, is geschreven door Frederik Oudschans Dentz in 1927 getiteld: De kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname en de Geschiedenis van de Joden Savanne )
Gedurende de onderhandelingen die werden gevoerd over de staatkundige gelijkstelling van de Joden met de overige bewoners van het Gemenebest, zijn er ook verscheidene kleinere of grotere manuscripten over deze aangelegenheden uitgekomen. Die tegenwoordig gezien op historisch vlak duidelijk invloed hebben gehad op de denkwijze van toen.

Doordat er een rustigere tijd aanbrak voor de Joden waren zij in staat om aan hun geschiedenis te werken. Het voorbeeld hiervan werd echter in Frankrijk gegeven toen in 1817 en 1818 een tijdschrift uitkwam met de naam
" L"Israelite Francais " gericht op de geschiedenis van de Joden in Frankrijk. Helaas heeft het tijdschrift niet lang bestaan. In Duitsland was reeds enkele jaren daarvoor het tijdschrift " Sulamith " verschenen waarin o.a. ook veel aandacht werd geschonken, aan de Joden in Nederland.
In het jaar 1820 gaf de van Joodse afkomst Dr. Solomon Lowisohn in Wenen een zeer belangrijke lezing over de Joodse geschiedenis. Waarin hij met vol lof sprak, over de ingenomenheid en welke voorrechten het Joodse Volk in Nederland genoot
In het zelfde jaar gaf Isaak Marcus Jost 1793 - 1860 een Joodse schrijver. Hij studeerde aan de universiteiten van Gottingen en Berlijn. In Berlijn begon hij les te geven. Daarna te Frankfort-on-Main. Hier bleef hij tot aan zijn dood. Het werk waarmee hij vooral bekend is geworden, is " Geschichte der Israeliten den seit der Zeit Maccabaer, in 9 delen 1820/29 Berlin ".

Ondanks, de vele kritieken die men had over deze werken, historisch gezien, was het, het volledigste boek(en), wat men over de lotgevallen en toestanden van het Joodse Volk vanaf de tijd van de Makkebeers beschreven was.
Het heeft oneindig veel speurwerk gekost wat tot een schat aan informatie leidde. Ook de onpartijdigheid waarin het geschreven is, dat men wel eens twijfelde of het wel door een Joodse geschiedkundige was geschreven. Alleen wat betreft het geschiedkundige gebeurtenissen van de Joden in Nederland laat het te wensen over. Men zou er toch gegeven de geschiedenis van het Joodse volk in Nederland meer volledigheid van verlangd hebben. Jost bleef vol ijver de Joodse en Christelijke bronnen onderzoeken en hij bleef zijn werken aanvullen en bewerken.
Enkele jaren later verschenen er nog twee werken welke de geschiedenis van de Israëlieten gedurende het Bijbelse Tijdvak afspeelde onder de titel:
" Allgemeine Geschichte der Israelitischen Volkes, sowolt seines zweimaligen Staatslebens als auch neueste zeit; in gedrangter uebersicht, zunachst fur staatsmanner, rechtsgelehrte, geistliche und wissenschaftlich gebildete leser, aus den Quellen bearbeitet surch Dr. J. M. Jost. Berlin 1832 " (welk door Moses Myers, directeur van de Israëlitische school in Kampen, in het Nederlands werd vertaald, en het voorwoord werd geschreven door M. J. H. De Lion. En in 1842 te Leeuwarden werd uitgebracht). Dit werk werd later aangevuld door Jost met een editie van de Misjnah een Duitse vertaling en toelichting in 6 delen 1832 /34 ".


Eindelijk kwamen er nu ook Joodse auteurs in Nederland die meer werk maakten over hun geschiedenis. De " Jaarboeken voor de Israëlieten in Nederland " vanaf 1835 tot 1838 ( 1835, 1836, 1837 en 1838 . (1836 heb ik helaas niet kunnen vinden) leverden daarvan op verscheidene plaatsen bewijzen voor.
Van dat tijdschrift is voor het boek " Geschiedenis der Joden " door Koenen herhaaldelijk gebruik gemaakt. Jammer was dat het periodieke tijdschrift niet vervolgd werd. Gezien het ook gelijktijdig de Historie van het Israëlitische kerkgenootschap een zeer bruikbare informatie opleverde. Gelukkig werd op 4 augustus 1865 het NIW Nieuw Israëlitisch Nieuwsblad opgericht, wat nog op heden ten dage bestaat. In 1836 kwam het eerste " Hebreeuwse en Nederduitsch Woordenboek " uit door S.J. Mulder die medewerker was van, het totstandkoming van het bovengenoemd woordenboek,. Hij was ook lid was van het Rabbinaal Collegie van Examinatoren der toekomstige Israëlitische G'dsgeleerden. Het volgend genoemde boekje wat hij schreef is getiteld getiteld: Chronologisch handboekje voor de geschiedenis der Israëlieten van der schepping der wereld tot onzen tijd Amsterdam bij Belifante en De Vita. 1836.
Als toevoeging wil ik echter nog vermelden dat professor L. G. Visser in 1850 nog een Chronologisch Tafel heeft geschreven over de Joden in Nederland getiteld: Chronologische tafel voor de geschiedenis van de Joden in Nederland.

En, Professor Sigmund Seeligmann heeft in 1913 een interessant boekje geschreven over de geschiedenis van de Emancipatie van de Joden in Nederland.
Het is wel een boek na 1850, maar om de vooroordelen, zowel voor als tegen die de Joden in Nederland hebben doorstaan, vanaf de 16e eeuw tot begin 1900, voordat ze enigszins geaccepteerd werden. Is dit boekje van belang, om hoe de emancipatie van de Joden tot stand is gekomen in Nederland te begrijpen.

Tot zover, aangehaalde Joodse bronnen tot 1850.


Nadien zijn diverse oude manuscripten, boeken etc. gevonden die als verloren werden beschouwd. Na 1850 zijn er diverse uitzonderlijke uitstekende onderzoekers/schrijvers opgestaan, die monnikenwerk verricht hebben om nieuw materiaal te verzamelen en het te registreren.
Ik zal wel diverse boeken en schrijvers van Joodse afkomst niet genoemd hebben, maar deze kunt u over algemeen terugvinden in “ Pinkas, Geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Nederland “.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten