Sinds halverwege de vierde eeuw
hebben de historische wetenschap en de kunst niet alleen grote
vorderingen gemaakt wat de wijze in beschrijving van de Vaderlandse
geschiedenis Nederland betreft, maar ook de bevindingen van diverse
onderzoekers is aanmerkelijk uitgebreid geworden. De Joodse
geschiedenis van Nederland in het bijzonder, is tot heden door vele
zowel Joodse als niet Joodse schrijvers onderzocht en beschreven.
Vele van deze boeken komen aardig overeen, ze zijn alleen uit een
verschillend perspectief geschreven. De één schreef alleen over de
religieuze veranderingen tijdens de Joodse geschiedenis in Nederland
en zijn voormalige koloniën, terwijl de ander over de daadwerkelijke
geschiedenis van de Joden zonder de eventuele geschiedkundig, sociale
of politieke veranderingen, of op antisemitische achtergronden die
plaatsvonden te beschrijven. Meestal behandelde men afzonderlijk de
geschiedenis van de letterkunde, wetenschap en de
karakterbeschrijving, de levensloop van de voornaamste personen. De
geschiedenis van de Diaspora tot de verlichting (in Nederland, beter
bekend als de "Bataafse
omwenteling " in 1795) is hoofdzakelijk over de
gebeurtenissen op het Europees grondgebied beschreven. Buiten Europa,
in de nieuwe wereld (Zuid en Noord Amerika) en de voormalige Koloniën
werd in eerste instantie over de Joden in die tijd summier
geschreven. De eerste Joden in Noord Amerika arriveerden in 1654 in
Nieuw Amsterdam (New York) vanuit Brazilië.
Wat over de geschiedenis van de
Joden betreft in en voor de middeleeuwen, komt de informatie
hoofdzakelijk vanuit de kerken, vorsten, van plaatselijke,
provinciale (plakkaten, traktaten) verordeningen door historische
schrijvers. De historische schrijvers schreven meestal over het
zeewezen, de oorlogen, de opstanden, gebeurtenissen waarin de Joden
apart in vermeld werden. Deze werden meer dan uit een oogpunt
beschouwd en welke op buitenlandse invloeden in die tijd, van welk
Joden algemeen op Nederland betrekking had. Tot 1843 was er nog geen
goede beschrijving over de geschiedenis van de Joden in Nederland. In
1843 kwam het eerste werk uit van "Geschiedenis
der Joden in Nederland " door Mr.
H. J. Koenen uitgegeven door het 'Provinciaal Utrechtse
Genootschap van Kunsten en Wetenschappen' dit standaard werk werd dan
ook met de Gouden Ereprijs in 1842 bekroond. Henderik Jacob Koenen
Letterkundige, werd geboren in Amsterdam op 1809 en overleed op 1874
te Haarlem. Hij was afkomstig uit een Duitse koopmansfamilie. Koenen
was Christelijk. Ondanks de Gouden Ereprijs werd het boek niet met
veel enthousiasme ontvangen door de Joden in Nederland.
De Joodse geschiedenis is
eigenlijk de oudste, bekendste vanwege de Thora, Tenach,Talmud en de
Bijbel. De aloude geschiedenis is als eerst beschreven door Flavius
Josephus 37 - 110. Ook bekend onder de naam Josef Ben
Mathitjahoe ha-Kohen. Een Joods geschiedschrijver die naar eigen
zeggen afkomstig was uit de Priesterfamilies die de Tempeldienst
verzorgden te Jeruzalem.
Flavius is bekend geworden door
zijn boeken "
De Joodse Oorlog " ( De Bello Judaico ) Laatste vertaling in
het Nederlands uitgevoerd door A. M Meijer en M. a Wes uitgegeven
door Ambo 2010. en "
De oude Geschiedenis van de Joden "
( Antiquitatus Judaicae ) De
laatste vertaling in het Nederland is uitgevoerd door A.M. Meijer en
M. A Wes uitgegeven door Ambo 2005.
Bijna alle Joodse
geschiedschrijvers, zoals o.a. Jost, Basagne etc. zijn de Joodse
geschiedenis gaan schrijven aaneensluitend en als vervolg op "
De Joodse Oorlog "
van Josephus.
Joods historiografische
Bronnen:
De oudste bescheiden van het
Joodse Volk, die tot in de schriftloze oudheid terug gaan, zijn hun
geslachtregisters. Ook in de latere geschiedenis van het Joodse Volk
hebben de genealogische registers en oorkonden van een bijzondere
waarde. Vooral van de Spaanse en Portugese Joden. Welke zij met
bijzondere zorg de overlevering of aantekeningen van hun afstamming
hebben bewaard.( men vindt hiervan in Joodse schriften o.a. in het
bekende Boek der geslachtregisters genaamd "Juchasin"
van Abraham
Zacuta 1452 - 1515 een Sefardische Joodse astronoom, astroloog,
wiskundige en historicus. De geslachtregisters beginnen bij de
schepping en eindigden in 1500 " Antonii
Bibliothca Hispanica Nova, 1684"
Vaak waren ze een afstamming, die
niet zelden van adellijke of ridderlijke afkomst waren. Met het
genealogisch onderzoek wat o.a. Wagenaar en Koenen verrichte was het
uiterst moeilijk in die tijd informatie te verkrijgen. De Joden in 15
tot 1700 waren huiverig om de achtergrond gegevens van hun
voorgeslacht aan niet Joden te verstrekken.
De geschiedenis van de Adel en van
die Joden de Wapenkunde beheersten hadden vaak een zeer duistere
voorgeschiedenis. (Joden mochten geen wapens dragen of leren er mee
om te gaan) Daarbij komt de onzekerheid van de voor en achternamen
van voorouders. Vooral sinds de vervolgingen en de gedwongen
bekeringen in Spanje en Portugal.
In navolging van Saulus die na
zijn bekering zijn naam veranderde in Paulus, werd dit door de
Geestelijkheid goedgevonden dat, gedoopte Joden een 'andere' nieuwe
naam aannamen zodat ze niet onmiddellijk als van Joodse afkomst
herkend zouden worden. Vaak was het ook omdat de bekeerde die met
zijn nieuw Christelijk leven begon, ook een Christelijke naam
verlangde. De voorbeelden hiervan zijn in de geschiedenis van de
Joden van zuidelijke afkomst veelvuldig voorgekomen.
Dikwijls werd er voor een naam
gekozen die in overeenstemming met hun oude naam was. Bv. Baruch werd
Benedictus, Uriel, in Gabriel, Levi in Leo, David of Daniel in
Deodatus. Ook vertaalden zij regelmatig bij het verlaten van hun
geboorteland hun naam in de taal van het land waar ze heen gingen.
Bv. Belmonte en Schoonenberg, Burno en Bonus is dezelfde
geslachtsnaam. Verder waren geschiedschrijvers en auteurs, met
Hebreeuwse, Spaanse of Portugese met vrij gewone Joodse
geslachtsnamen onbekend. Het laatst genoemde, werden de namen vaak
onherkenbaar verbasterd of er werden Spaanse met Duitse namen
verwisseld. Van Mesia heeft men Mesias, van Suasso, Schwartzau
gemaakt. Op al deze verwarringen moet de geschiedenis onderzoeker
bedacht zijn, om de genealogische bescheiden met de berichten van de
geschiedenisschrijvers gezamenlijk overeen te komen.
Priesterlijke manuscripten en
boeken uit de oudheid waren mede belangrijk om meer over de
geschiedenis van het Joodse Volk te weten te komen. Daarvoor zijn ook
in latere tijd de Rabbinale en Synagogale optekeningen gekomen.
Helaas is er veel door ongunstige tijden verloren gegaan. Helaas
hebben de Hoog Duitse en Poolse Joden voor lange perioden geen
aantekeningen van hun geschiedenis gemaakt. Bang voor kwalijk
gezindheid bij de Christenen hebben ze veel manuscripten, boeken
verborgen of ze zijn vernietigd. Ook door onverschilligheid is er
veel verloren gegaan. Toen die reden in die tijd geheel of
gedeeltelijk wegvielen, was het helaas te laat om onherstelbaar
verlies te voorkomen of te redden. Verder is er natuurlijk tijdens,
na de Russische Revolutie en daarvoor tijdens de pogroms, en
tijdens de Holocaust vanaf 1937 tot 1945
heel veel vernietigt en of zoek geraakt. Mede daardoor is het voor de
tegenwoordige geschiedschrijver onaandoenlijk, om al wat er van deze
boeken nog mocht bestaan, deze op te sporen. Om toch zoveel mogelijk
nauwkeurige aantekeningen van voorgaande schrijvers te honoreren
zullen we deze zoveel mogelijk in ons werk gebruiken.
Veel van de vroegere verslagen
zijn geschreven door vele Joodse geleerden, Vooral door leraren van
Religieuze en landelijke Wetten in Spanje en in Portugal. Ook door de
gevluchte Joden uit bovengenoemde landen, die toevlucht in Nederland
gezocht hebben is veel te danken. O.a. Immanuel
Aboab, geboren in 1555 Porto en gestorven in Venetië in 1628 hij
was een Portugees-Joodse geleerde die in zijn “Nomologia
" deze werd door zijn erfgenamen in
Amsterdam in 1629 gedrukt en uitgegeven.
Veel uitgebreider was het
manuscript dat de scherpzinnige geleerde Manasseh
Ben Israel Geboren op Madeira 1604, gevlucht in 1610 voor de
inquisitie naar Nederland. De veelzijdige Manasseh was een schrijver,
een Portugees-Israëlitisch Rabbijn, een geleerde, diplomaat, drukker
en uitgever. Hij richtte in 1626 in Amsterdam de eerste Europese
Hebreeuwse drukkerij, ' Emeth Meerets Titsma`h ' op. Zijn
‘bedrijfslogo’ was een wapenschild met een afbeelding van een
bepakte wandelende Jood. Hij is overleden in 1657 te Middelburg. Hij
had zich o.a. voorgenomen om de Joodse geschiedenis vanaf de tijd na
Flavius Josephus laatste boek een vervolg op te schrijven. Volgens
sommige van zijn tijdgenoten zou hij dit werk wel hebben voltooid,
maar nooit hebben uitgegeven. Dat hij voor deze werken veel en
belangrijke gegevens had verzameld blijkt wel uit zijn ' Verdediging
der Joodse Natie ' welke in Engeland openbaar
werd gemaakt ten behoeve van zijn mede volksgenoten in dat land.
"
Vindiciae Judaeorum,
or a letter in answer to certain questions on the Nation of de Jews
London 1656 ".
Gelijktijdig schreef hij een pamflet van
een soortgelijke inhoud, een smeekschrift
gericht aan de Lord Protector van Engeland Oliver Cromwel.1599-1658.
(Cromwel
and Menasseh) Over algemeen is het toch vreemd in die tijd dat
door Joden in Nederland, zich uitlieten over het leed en wezen van
volksgenoten in het buitenland.
Een derde Portugese Jood die in
Nederland een soort geschiedenis van het Joodse Volk heeft geschreven
en uitgegeven is de bekende dichter van die tijd Daniel
Levi de Barrios, 1625 - 1701 een Spanjaard van Joodse afkomst,
geboren te Montilla. Hij was krijgsoverste in het leger van de koning
van Spanje. Vervolgens vluchtte hij naar Amsterdam waar hij de
G'dsdienst van zijn Volk in vrijheid kon belijden. Voor het overige
gedeelte van zijn leven bracht hij in armoede door. Hij leefde van
schrijven en het zingen over de geslachten en hun voorouders van zijn
vermogende geloofsgenoten. Enigszins vergelijkend is zijn werk "
Historia Universal Judayca Amsterdam 1683
" waarin eigenlijk niet meer dan enkele anekdoten over voorname
Joden uit zijn vroegere tijd uit Spanje te vinden zijn en dus alleen
biografisch van belang zijn. Voorts bevat zijn
" Relacion
de los Poetas y Escritores de la Nacion Judayca Amstelodama
Amsterdam 1683 " ettelijke
bijzonderheden van letterkundige aard die toch een opmerking en
aandacht verdienen. Ze zijn zeer uitbundig met zeer overdreven
toegeschreven lof aan zijn Mecenaten (welgestelde / beschermheren)
die hij in zeer hoogdravende taal toe juicht. Dit stuk voelt zo goed
aan dat je eigenlijk je bezorgd moet maken over het waarheidsgehalte
van zijn manuscripten. In zijn " Triompho
del govierno popular y de la antiquedad Hollandesa Amsterdam 1683 "
beschrijft hij de eeuwen van de Joodse geschiedenis. En toont daarbij
aan dat zijn Volk eerst onder de heerschappijen van Koningen stonden
en daarna eeuwen onder het gezag van Oudsten onderworpen waren. Dat
met de verspreiding van het Joodse Volk een soort van Volksregering
was ontstaan. Welk in zijn tijdsspan waarin hij leefde een zeer
treffende overeenkomst had met de volksgezinde Republiek der
Verenigde Nederlanden. Eigenlijk een bijzonderheid, op welke wijze
hij de goede verstandhouding en wederzijdse belangen overeenstemde
met de Verenigde Nederlanden in die tijd. Niettemin geven zijn
manuscripten vreemde aanwijzingen aangaande het bestuur van de Joodse
Gemeenschap in Amsterdam, gezien de omstandigheden waarin Joden
algemeen leefden, gedurende de 17e eeuw in Europa. De Regering
bemoeide zich niet met hun interne organisatie.
Izaak
Cardozo schreef: " Las excellentias
de los Hebreos y las Colonias de los Hebreos. Amsterdam 1679
". Een belangrijk werk over Joden van zuidelijke afkomst. Hij
beschreef hun levensgeschiedenis en lotgevallen die in verband
stonden met Nederland. Hij moet ook nog een boek geschreven hebben
over hoe de Joden belasterd werden in die tijd en over welke goede
eigenschappen zijn Volk eigenlijk bezit. Dit werk is helaas verloren
gegaan, maar het boek wordt besproken in het werk van Henri
Baptiste Gregoire 1750 - 1831 een Frans geestelijke en
politicus, een van de meest vooraanstaande figuren van de Franse
Revolutie. Hij bezat een opvallende welsprekendheid en was
tegenstander van Dialecten en minderheidstalen in Frankrijk. Intussen
raakte hij gewonnen voor de verlichte ideeën van Voltaire hoewel hij
tegelijkertijd een overtuigend Christenen bleef. Als overtuigt
voorstander van religieuze verdraagzaamheid schreef hij een "
Essai
sur la regeneration morale et phsique de la nation Juivre "
Waarin hij pleitte voor gelijkberechtiging van de Joden. Het essay
leverde hem in 1788 een prijs van de Société Royale de Metz op, en
bezorgde hem een zekere bekendheid.
Voltaire
1694 - 1778, pseudoniem van François-Marie Arouet, was een
Franse schrijver, essayst en filosoof. Hij kan worden beschouwd als
de prominente voortrekker van de Franse
Verlichting. Nooit heeft een schrijver zo het intellectuele leven
van zijn tijd beheerst als Voltaire. Goethe stelde dat Voltaire de
aanstichter was van " de
Franse Revolutie ", omdat hij de oude banden van de mensheid
zou hebben los gemaakt. Volstrekt in tegenspraak met de status die
hij als zinnebeeld van het humanisme van de Verlichting en als goeroe
van de verdraagzaamheid had verworven, werd Voltaire beschuldigd van
racistische en antisemitisme uitlatingen.
Deze beschuldigingen berusten op
een onmiskenbaar omvangrijk corpus aan citaten, dat niettemin nadere,
contextuele toelichting verdient. Voltaire, die daarmee de
vooroordelen van zijn tijd onderschrijft, heeft over de gelijkheid
van alle mensen geschreven. Hij heeft echter ook in zijn "
Traité de métaphysique" geschreven ":
"Ik
zie ten slotte mensen die ik hoger acht dan negers, zoals de negers
boven de apen staan, en zoals de apen boven de oesters en andere
dieren van deze soort
staan ". "
Enfin je vois des hommes qui me paraissent supérieurs à ces nègres,
comme ces nègres le sont aux singes, et comme les singes le sont aux
huîtres et aux autres animaux de cette espèce.".
Wat het antisemitisme betreft,
schrijft Voltaire bijvoorbeeld in het artikel "Tolérance"
(verdraagzaamheid) van zijn "Dictionnaire philosophique"
(filosofisch woordenboek):
"Met
spijt spreek ik over de Joden: dit volk is, in menig opzicht, het
meest verwerpelijke dat ooit de aarde heeft bevuild"
"C’est à regret que je parle des Juifs: cette nation est, à
bien des égards, la plus détestable qui ait jamais souillé la
terre".
De Franse historicus Leon
Poliakov 1910 - 1997. Was een historicus en schreef hoofdzakelijk
over het antisemitisme en de Holocaust, die in zijn "Histoire
de l'Antisémitisme" het derde deel met de titel "De
Voltaire à Wagner" gaf, noemt hem "de
ergste Franse antisemiet van de 18de eeuw".
Volgens hem zouden deze gevoelens bij Voltaire in de loop van de
laatste vijftien jaren van zijn leven zijn aangescherpt. Er schijnt
een verband te zijn met de strijd van de filosoof tegen de
Christelijke Kerk. Ook financiële problemen en moeilijke
verhoudingen met Joodse bankiers worden genoemd als verklaringen dat
onvoldoende gefundeerd lijkt.
Van een verdedigende aard zijn
mede de beide werken van Isaac
De Pinto midden 17e eeuw. Het is geschreven in het Portugees "
Reflexoes Politticas tocante a Consttuicao.
Amsterdam 1761 " en later schreef hij in
het Frans
" Apologie
pour la Nation Juive, ou reflections critiques sur quelques passages
de ecrits de M. Voltaire Amsterdam 1761 "
Het laatste was een protest tegen
de antisemitische aantijgingen van Voltaire, welke hij op een
briljante wijze weersprak.
De Pinto 1717 - 1787 was een
schatrijke Joods Nederlandse filosoof tijdens De Verlichting, een
politiek econoom en een liefhebber van kunst en muziek. Ook was hij
bewindhebber bij de VOC.
Door de bemoeienissen van de
Pruisische Staatsminister Christian
Wilhelm von Dohm 1751 - 1820 Hij was historicus, econoom en
diplomaat. Het was op instigatie van Mendelssohn dat Dohm in 1781
zijn bekende boek "Ueber
die burgerliche Verbesserung der Juden" schreef. Mendelssohn
had hem naar aanleiding van de slechte situatie van de Joden in de
Elzas gevraagd een memorandum ter verdediging van de Joden te
schrijven. Mozes
Mendelssohn 1729 -1786 was een Duitse en Joodse filosoof tijdens
de Verlichting. Hij was de voortrekker van de Joodse Verlichting, de
"Haskalah".
In het voorwoord van zijn boek
schrijft Dohm dat hij aanvankelijk van plan was de geschiedenis van
de Joden te schrijven. Door drukke werkzaamheden was dit er echter
niet van gekomen. Wel had hij waarschijnlijk al materiaal verzameld,
wat hem bij het schrijven van "Ueber die
Burgerliche Verbesserung" goed van pas
kwam. In zijn boek constateert Dohm dat de Joden van tal van
activiteiten zijn uitgesloten. Ze mogen niet in de landbouw werken en
ook de Gilden zijn voor hen gesloten. Alleen de handel blijft daarom
voor ze open. Volgens Dohm staat de Joodse religie een goed
burgerschap niet in de weg, en hij pleit dan ook voor gelijke rechten
voor de Joden.
Hun onaangename eigenschappen zijn
volgens Dohm het gevolg van eeuwenlange onderdrukking. Verder bepleit
Dohm het aanleren van ambachten, te zorgen voor de zedelijke
verbetering van de Joden en moeten ze volledige g'dsdiensvrijheid
krijgen. Dhom vermoede dat als zijn voorstellen werden opgevolgd de
Joden binnen enkele generaties gelijke burgers zouden zijn. In 1783
verscheen het tweede deel van zijn boek, waarin hij onder ander
inging op de bezwaren die tegen het eerste boek waren ingebracht. De
Joodse Verlichters waren Dhom dankbaar voor de wijze waarop de
niet-Joodse Dhom de situatie van de Joden had beschreven. Dat leidde
tot verbetering van de maatschappelijke verstandhouding van de Joden
in Duitsland.
Bovengenoemd gegeven, gaf ook de
aanleiding, tot het verschijnen van een belangrijk werkje over de
geschiedenis van de Joden in Suriname, wat vanuit onafhankelijke
schriftelijke berichtgevingen van diverse Joodse bewoners in
Suriname, samengesteld is tot een boekje getiteld: " Essai
sur la Colonie de Surinam avee I' histoire de la Nation Juive
Portugaise y etablie, leurs privileges, immunites, et Frachises; leur
etat politique et moral, tant ancien que moderne; la part qu'ils ont
eue dans la defense et dans le progres de la Colonie. Paramaribo 1788
". Het werkje is in een verwarde en in een onprettige
leesbare stijl geschreven, toch bevat dit werkje belangrijke
bijzonderheden over het leven en van de Joodse geschiedenis in
Suriname gedurende de 17e en 18e eeuw. Het waarheidsgetrouw daarvan
is bevestigd door originele geschriften en oorkonden.
( Het eerste boek wat verscheen
over de geschiedenis van de Joden in Suriname in het Nederlands, is
geschreven door Frederik
Oudschans Dentz in 1927 getiteld: De
kolonisatie van de Portugeesch Joodsche Natie in Suriname en de
Geschiedenis van de Joden Savanne )
Gedurende de onderhandelingen die
werden gevoerd over de staatkundige gelijkstelling van de Joden met
de overige bewoners van het Gemenebest, zijn er ook verscheidene
kleinere of grotere manuscripten over deze aangelegenheden
uitgekomen. Die tegenwoordig gezien op historisch vlak duidelijk
invloed hebben gehad op de denkwijze van toen.
Doordat er een rustigere tijd
aanbrak voor de Joden waren zij in staat om aan hun geschiedenis te
werken. Het voorbeeld hiervan werd echter in Frankrijk gegeven toen
in 1817 en 1818 een tijdschrift uitkwam met de naam
" L"Israelite
Francais " gericht op de geschiedenis
van de Joden in Frankrijk. Helaas heeft het tijdschrift niet lang
bestaan. In Duitsland was reeds enkele jaren daarvoor het
tijdschrift " Sulamith
" verschenen waarin o.a. ook veel aandacht werd geschonken, aan
de Joden in Nederland.
In het jaar 1820 gaf de van Joodse
afkomst Dr.
Solomon Lowisohn in Wenen een zeer belangrijke lezing over de
Joodse geschiedenis. Waarin hij met vol lof sprak, over de
ingenomenheid en welke voorrechten het Joodse Volk in Nederland
genoot
In het zelfde jaar gaf Isaak
Marcus Jost 1793 - 1860 een Joodse schrijver. Hij studeerde aan
de universiteiten van Gottingen en Berlijn. In Berlijn begon hij les
te geven. Daarna te Frankfort-on-Main. Hier bleef hij tot aan zijn
dood. Het werk waarmee hij vooral bekend is geworden, is "
Geschichte der Israeliten den seit der Zeit
Maccabaer, in 9 delen 1820/29 Berlin ".
Ondanks, de vele kritieken die men
had over deze werken, historisch gezien, was het, het volledigste
boek(en), wat men over de lotgevallen en toestanden van het Joodse
Volk vanaf de tijd van de Makkebeers beschreven was.
Het heeft oneindig veel speurwerk
gekost wat tot een schat aan informatie leidde. Ook de
onpartijdigheid waarin het geschreven is, dat men wel eens twijfelde
of het wel door een Joodse geschiedkundige was geschreven. Alleen wat
betreft het geschiedkundige gebeurtenissen van de Joden in Nederland
laat het te wensen over. Men zou er toch gegeven de geschiedenis van
het Joodse volk in Nederland meer volledigheid van verlangd hebben.
Jost bleef vol ijver de Joodse en Christelijke bronnen onderzoeken
en hij bleef zijn werken aanvullen en bewerken.
Enkele jaren later verschenen er
nog twee werken welke de geschiedenis van de Israëlieten gedurende
het Bijbelse Tijdvak afspeelde onder de titel:
" Allgemeine
Geschichte der Israelitischen Volkes, sowolt seines zweimaligen
Staatslebens als auch neueste zeit; in gedrangter uebersicht,
zunachst fur staatsmanner, rechtsgelehrte, geistliche und
wissenschaftlich gebildete leser, aus den Quellen bearbeitet surch
Dr. J. M. Jost. Berlin 1832 " (welk
door Moses Myers, directeur van de Israëlitische school in Kampen,
in het Nederlands werd vertaald, en het voorwoord werd geschreven
door M. J. H. De Lion. En in 1842 te Leeuwarden werd uitgebracht).
Dit werk werd later aangevuld door Jost met een editie van de
Misjnah een Duitse vertaling en toelichting in 6 delen 1832 /34 ".
Eindelijk kwamen er nu ook Joodse
auteurs in Nederland die meer werk maakten over hun geschiedenis. De
" Jaarboeken voor de Israëlieten in Nederland " vanaf 1835
tot 1838 ( 1835, 1836, 1837
en 1838 . (1836 heb ik helaas niet kunnen vinden) leverden
daarvan op verscheidene plaatsen bewijzen voor.
Van dat tijdschrift is voor het
boek " Geschiedenis
der Joden " door Koenen herhaaldelijk gebruik gemaakt.
Jammer was dat het periodieke tijdschrift niet vervolgd werd. Gezien
het ook gelijktijdig de Historie van het Israëlitische
kerkgenootschap een zeer bruikbare informatie opleverde. Gelukkig
werd op 4 augustus 1865 het NIW Nieuw
Israëlitisch Nieuwsblad opgericht, wat nog
op heden ten dage bestaat. In 1836 kwam het eerste " Hebreeuwse
en Nederduitsch Woordenboek " uit door S.J. Mulder die
medewerker was van, het totstandkoming van het bovengenoemd
woordenboek,. Hij was ook lid was van het Rabbinaal Collegie van
Examinatoren der toekomstige Israëlitische G'dsgeleerden. Het
volgend genoemde boekje wat hij schreef is getiteld getiteld:
Chronologisch
handboekje voor de geschiedenis der Israëlieten van der schepping
der wereld tot onzen tijd Amsterdam bij Belifante en De Vita.
1836.
Als toevoeging wil ik echter nog
vermelden dat professor L. G. Visser in 1850 nog een Chronologisch
Tafel heeft geschreven over de Joden in Nederland getiteld:
Chronologische
tafel voor de geschiedenis van de Joden in Nederland.
En, Professor Sigmund
Seeligmann heeft in 1913 een interessant boekje geschreven over
de geschiedenis van de Emancipatie
van de Joden in Nederland.
Het is wel een boek na 1850, maar
om de vooroordelen, zowel voor als tegen die de Joden in Nederland
hebben doorstaan, vanaf de 16e
eeuw tot begin 1900, voordat ze enigszins geaccepteerd werden. Is dit
boekje van belang, om hoe de emancipatie van de Joden tot stand is
gekomen in Nederland te begrijpen.
Tot zover, aangehaalde Joodse
bronnen tot 1850.
Nadien zijn diverse oude
manuscripten, boeken etc. gevonden die als verloren werden beschouwd.
Na 1850 zijn er diverse uitzonderlijke uitstekende
onderzoekers/schrijvers opgestaan, die monnikenwerk verricht hebben
om nieuw materiaal te verzamelen en het te registreren.
Ik zal wel diverse boeken en
schrijvers van Joodse afkomst niet genoemd hebben, maar deze kunt u
over algemeen terugvinden in “ Pinkas,
Geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Nederland “.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten